Begrijpen van Grenzen: Het is Meer dan Beneden- of Bovengrens

Door Suzanne Clothier
Vertaling door Jan Tholhuijsen

Het is een vaak gehoord en leuk gegeven advies: “Laat hem de grenzen niet overschrijden!” Het lukt me wel, denk ik. Misschien, hm, hoe weet ik het?

De meesten van ons herkennen een hond die over een grens gegaan is en overeenkomstig reageert. Het is moeilijker precies te weten waar exact het beslissende punt zit. Het punt waar leren en denken plaatsvindt, waar keuzes mogelijk zijn en waar gedragsveranderingen (goede!) kunnen optreden.

Het begrijpen van de Stimulerings Curve (SC) helpt trainers om een grens te herkennen en in iedere situatie de juiste beslissingen te nemen. Zorgvuldig toegepast kan een SC het veel gemakkelijker maken om een hond vooruitgang te laten boeken, zonder hem te veel te stimuleren (over de grens). Het helpt bovendien de trainer om te begrijpen wat er verkeerd ging als er een fout gemaakt wordt. Dan weet hij wat hij moet aanpassen om succes te hebben. De SC kan een trainer ook helpen om niet in een vicieuze cirkel terecht te komen door onder de grens te werken, waardoor er niets geleerd wordt.

Of er nu sprake is van te veel gestimuleerd zijn, van angst of zelfs van ernstige agressie, de manier waarop je moet werken met een hond die een reactie vertoont, is gebaseerd op het juiste toepassing van de Stimulerings Curve.

Er zijn drie onderdelen van belang bij de Stimulerings Curve (SC):

  1. Afstand (of Nabijheid) Letterlijk, hoe ver is de hond van de prikkel verwijderd waarop hij reageert? Dit kan een andere hond zijn, vogels, een kat, rennende kinderen, een fietser, een geluid. Wees heel precies in het aangeven van de afstand, zodat wanneer je de afstand verandert, je je daar goed bewust van bent en weet hoe het de hond beïnvloedt. Kleine veranderingen kunnen heel verschillende en verrassende reacties geven. Wanneer je binnen 5 m blijft, reken dan afstanden in termen van lichaamslengte van de hond. Op 2,5 m afstand van een Sint Bernhard staan betekent slechts 3 x zijn lichaamslengte, maar voor een kleine Manchester Terriër is het 10 x de lichaamslengte. Zoals geldt voor ieder element van de SC moet je de afstand precies weten, zodat je hem nauwkeurig naar boven of naar beneden kunt veranderen.
  2. Duur Dit is een tijdmeting. Hoe lang wordt de hond blootgesteld aan de prikkel? Zal het slechts kort duren: drie minuten, 30 minuten, één uur of de hele dag? Neem een specifieke tijdsduur in gedachte en werk daarmee. Voorbeeld: Ik wil prikkel X 1-2-3 tellen aanbieden en daarna niet meer. Die specificering helpt me om te weten wat ik doe, wanneer ik besluit om de duur te vermeerderen of te verminderen.
  3. Intensiteit Hoe intens is de prikkel? Een kat die rustig zit is een veel minder intense prikkel dan 24 katten die het River Dance programma uitvoeren. De specifieke gevoeligheid van bepaalde zintuigen van de individuele hond kan iets zeer heftig voor hem maken, terwijl een andere hond het niet heftig kan vinden. Wees je bewust van de specifieke gevoeligheid van de zintuigen van je hond en welk effect het op hem heeft. Dit kan helpen om de intensiteit van een toegediende prikkel te evalueren. Voorbeeld: een visueel gevoelige hond kan een opgeheven arm een zeer heftig gebaar vinden, terwijl een minder visueel gevoelige hond pas zal reageren als je hem voorbij rent.

Met deze drie onderdelen moet je spelen en ze dienen zorgvuldig toegepast te worden. Men moet zich terdege bewust zijn van het effect dat iedere combinatie op de hond zal hebben. Wanneer de balans goed is kan de hond de situatie aan zonder “het niet meer te weten”. Hij kan binnen dat kader leren en leert dingen beter, soms veel sneller. Als de hond “het niet meer weet”, weet je dat je het verpest hebt en de hond over zijn grenzen is gegaan.

Wat is een geschikte afstand? Ideaal zit een hond in de Denk en Leer Zone. Het betekent dat hij zijn aandacht kan verdelen tussen de prikkel en zijn trainer. Wanneer de aandacht van de hond alleen gericht is op de prikkel, kan de training niet afgerond worden en kan er ongewenst gedrag en kunnen er ongewenste reacties ontstaan. Wanneer de aandacht van de hond niet op de prikkel gericht is, heeft er geen reactie plaats, maar wordt er ook niets geleerd over die prikkel. Het is niet alleen beneden de grens, maar het is ook nutteloos.

Hoe lang moet je de hond blootstellen aan de prikkel? Een goede vuistregel is niet lang! Veel trainers werken niet alleen te dicht bij de prikkel, maar verwachten ook veel te veel van de duur. De ideale duur is er een die de hond achteraf net zo ontspannen laat zijn, als hij was voor het toedienen van de prikkel. Of op een andere manier bekeken: de ideale duur betekent dat de hond in staat is zeer snel rustig te gaan liggen wanneer de prikkel wordt weggenomen.

De ideale duur hangt erg af van afstand en intensiteit. Het kan slechts seconden zijn. Nogmaals met een kat op 2,5 meter rustig zien zitten kan een hond langer goed mee omgaan, dan met een groep van 24 katten die hij ziet tapdansen op 25 m afstand. Wanneer je twijfelt, stel de hond dan een aantal keren kort bloot aan de prikkel en kijk hoe hij daarop reageert. Wanneer de hond maar langzaam gaat liggen of het hem totaal niet lukt op de trainer te reageren, was de duur (en/of intensiteit en/of afstand) té lang. Intensiteit is het eenvoudigste te variëren en is iets dat vaak door trainers wordt onderschat. Hierna volgen een paar tips die betrekking hebben op intensiteit:

  • Denk in zeer kleine stapjes wanneer je de intensiteit aanpast – bekijk details nauwkeurig
  • Bijvoorbeeld een hond die met zijn rug naar je toe, zit is minder heftig dan een hond die met zijn zijkant naar je toe zit en naar je kijkt. Wat weer minder heftig is, dan een hond die vanaf de grond naar je ligt te kijken
  • Snelheid van bewegen beïnvloedt de intensiteit. Te snel kan duidelijk de intensiteit verhogen. Maar pas op dat te langzaam ook heel heftig en verwarrend voor sommige honden kan zijn.
  • Vergroot de afstand en verminder de duur wanneer je de intensiteit verhoogt.

Basisregels

  • Wanneer je een onderdeel verandert, maak dan de andere twee eenvoudiger.
  • Consolideer eerst elk onderdeel onafhankelijk van het andere, voordat je gaan combineren.
  • Ga vóór elke verandering terug naar het laatste niveau waarop je succes gehad hebt (of maak het zelfs nog gemakkelijker).
  • Gun de hond altijd het voordeel van de twijfel.
  • Maak dingen altijd eenvoudiger als het nodig is om de hond succes te laten hebben.
  • Stop ermee als het nog goed gaat en de hond succes heeft.Wacht niet tot de hond laat merken dat hij het niet meer aankan.

Wanneer je er niet zeker van bent:

VERGROOT de Afstand

En

VERMINDER Duur en Intensiteit
Wanneer je met alle drie de onderdelen van de Stimulerings Curve goed om kunt gaan, kun je de hond nieuwe manieren van denken en reageren aanleren.