Door Suzanne Clothier
Vertaling door Jan Tholhuijsen
Mensen hebben veel verklaringen waarom honden handelen zoals ze doen. Soms wordt de geschiedenis van de hond zijn bagage die de mens het hele leven van de hond meesjouwt. Onlangs stelde ik iemand een vraag over het trekken aan de lijn van haar hond en zij begon te antwoorden met: “Hij werd gevonden naast een container toen hij zes weken oud was”. De hond was nu drie jaar oud. Hoe kan het gevonden worden naast een container iets te maken hebben met trekken, dat een wisselwerking is tussen een hond en zijn baas?
Soms raden mensen er naar wat er gebeurd is. “Een man met een hoed moet haar mishandeld hebben, omdat zij mannen met hoeden haat” of “misschien vindt ze juist mannen met hoeden eng? Of misschien is ze onzeker over mannen in het algemeen en maakt de hoed het nog erger? Wanneer er plotseling een drie meter groot slijmerig wezen met drie hoofden in jouw straat verscheen, zou je reactie niet toe te schrijven zijn aan het mishandeld zijn door driehoofdige slijmerige wezens. Het zou eerder toe te schrijven zijn aan het vreemde, het nieuwe en de onbekendheid met het ding. Wat toegeschreven wordt aan mishandeling van de hond in het verleden, kan vaak een gevolg zijn van zeer slecht gesocialiseerd zijn. Daardoor heeft hij maar een zeer kleine lijst van dingen die hij kent en die vertrouwd zijn. Maar een heel grote lijst met wat vreemd, nieuw of onbekend is en daarom beangstigend. Een goed gesocialiseerde hond daarentegen, heeft een enorme lijst met bekende en vertrouwde zaken, mensen en ervaringen.
Wanneer wij echter zoeken naar een verklaring voor het gedrag, hoor je vaak het volgende: “Als juist dat niet gebeurd was, zou deze hond geweldig zijn”.
Als juist dat niet gebeurd was …. zou deze hond geweldig zijn” is op zijn zachtst uitgedrukt een onjuiste veronderstelling. In het ernstigste geval is het een ontkenning van de realiteit dat individuen aanzienlijk variëren in hun mogelijkheid om te gaan met wat ze in het leven tegenkomen.
“Zou geweldig geweest zijn” of “was geweldig voor X gebeurde” – op welke criteria is dat gebaseerd? Volgens wat voor beoordeling? Fokkers, trainers, reddings/asiel stafleden en soortgelijke hondenliefhebbers hebben vaak geen zinvolle gedetailleerde manier om gedrag te beoordelen. Zij liegen niet wanneer zij verklaren dat de hond “in alle opzichten geweldig is“, maar zij zeggen dat op grond van een mening die niet gebaseerd is op een grondige beoordeling. Zonder een Geigerteller lijken de bossen en velden rondom het nucleaire rampgebied bij Chernobyl heel lieflijk. Soms lijkt, wat door moet gaan als een beoordeling van een hond, een beetje op een evaluatie van Chernobyl zonder dat gecontroleerd is op radioactiviteit.
Ironisch genoeg is er vaak een stilzwijgende erkenning, dat alles niet helemaal geweldig is. Een “gebruiksaanwijzing” die bij het dier gegeven wordt maakt een heleboel duidelijk. Dit blijkt bijvoorbeeld uit: ”Oh steek je hand maar niet naar hem uit, of probeer hem maar niet aan te raken of naar hem te kijken en dan is hij geweldig”. Geen van deze waarschuwingen wijzen op een dier dat geweldig is, dat goed functioneert en in orde is. Een dier dat zijn tanden niet tegen je zal gebruiken of bij je in dezelfde ruimte zal blijven zelfs als mensen alleen maar naar hem kijken en hem aanraken of zich gedragen als een robot. Waarschuwingen worden gegeven wanneer er potentiële problemen bestaan. Heb je ooit een teken gezien “Voorzichtig! Droge vloer met goede trekkracht!?” Niemand waarschuwt “Voorzichtig, hij zal ontspannen en gelukkig blijven, wanneer je naar hem kijkt, hem knuffelt of hem aanraakt”.
“Wanneer juist dat niet gebeurd was..” wijst vaak op specifieke ervaringen, waarvan mensen denken dat zij de oorzaak zijn van een aantal gedragskenmerken en reacties die minder gewenst zijn. Dat kan angst zijn of ergens bang voor zijn of schuw, agressief of onverdraagzaam zijn of zich verzetten tegen iets. “Het komt omdat hij in een vliegtuig gezeten heeft”. “Het is omdat hij uit een asiel komt”. ”Het komt omdat die vrouw haar hand boven zijn hoofd heeft gehouden”. Het komt omdat die man een zonnebril droeg”. Het komt omdat vijf verschillende mensen hem vervoerd hebben”. En ga zo maar door. Op het einde gelooft men dat de ervaring alleen al– wat het ook geweest is – de hond de vernieling in heeft geholpen.
Dit vraagt om meer gedetailleerd onderzoek, wanneer we het tenminste belangrijk vinden om recht te doen aan de honden die aan ons zijn toevertrouwd. Ervaring zal ongetwijfeld van invloed zijn op een dier. Maar stellen dat ervaring de oorzaak is van het kapot maken van een stabiel, veerkrachtig individu is niet helemaal juist. Wat het ene dier zo traumatisch vindt, kan een ander dier alleen verwarrend en vervelend vinden. Een onverwachte knuffel van een veel te uitbundig kind kan de ene hond geduldig laten wachten tot het over is, terwijl een andere hond zich in dezelfde situatie gevangen voelt, vertwijfeld het kind in het gezicht bijt. Het knuffelen is niet het probleem. Het is hoe de hond de knuffel ervaart, dat is hier de verklaring. Het gaat om de vraag: Wat voor individu hebben we hier en in welke mate beïnvloedt een bepaalde ervaring zijn reactie?
Iedere individuele hond is het product van erfelijkheid en stimulering van zijn ontwikkeling (ook wel naar verwezen als zijn aard) en het cumulatieve effect van zijn ervaringen (soms naar verwezen als hulp bij zijn ontwikkeling) Wat heeft het meeste invloed? Het genenpakket is niet de enige bepalende factor van gedrag, gedrag is niet alleen het product van ervaring. Ofschoon de “als er dat maar niet was gebeurd”-mensen er anders over lijken te denken, blijkt dat er niet te kiezen valt tussen aard en ontwikkeling/ervaringen.
In haar boek The Mirage of Space Between Nature and Nurture wijst Evelyn Fox Keller er op dat aard en ervaring beide onverklaarbaar met elkaar verweven zijn. Elk beïnvloedt de ander. Keller merkt daarbij op, dat je een muur niet kunt begrijpen als je uitgaat van alleen stenen of alleen kalk, net zo min als er een drumritme bestaat zonder een trommel en een drummer. Er staat een grote illustratie in haar boek, die een kind toont dat een waterslang vasthoudt gericht op een emmer en een kind aan het andere einde van de waterslang gereed om de waterkraan open te draaien. Ze vraagt wanneer je met X aantal liters de emmer vult, welk kind daar het meeste aan bijdraagt? Het antwoord is natuurlijk dat beide kinderen en beide handelingen (de waterkraan opendraaien, de waterslang vasthouden) nodig zijn om de emmer te vullen. Dit is in een notendop het aard/ ervaringen dilemma.
Dieren variëren enorm in hun aanpassingsvermogen, hun herstelvermogen, hun veerkracht en hun mogelijkheden om te functioneren onder bepaalde omstandigheden en onder bepaalde stress. Er bestaat een geweldig scala aan mogelijkheden tussen de beide eindpunten van de reeks: functioneren – niet functioneren. Het helpt om het te beschouwen als een continuüm met vele niveaus. Op het ene niveau kan een dier dichter bij het eindpunt van de reeks zitten dan op een ander niveau. Bijvoorbeeld stel dat één van de niveaus gehoorgevoeligheid is. Dan zit een dove hond aan het niet-functioneren eindpunt van de keten, ofschoon hij misschien perfect functioneert op alle andere niveaus. (CARAT* tracht dieren te beoordelen in een multi-niveau keten die een zeer gedetailleerde evaluatie mogelijk maakt).
Aan het ene einde van de gedragsketen bevinden zich dieren met een beperkt vermogen om met stress om te gaan. Hun gedrag kan star zijn, slecht aangepast, inflexibel of zelfs ronduit zwak. Deze honden ervaren een arme kwaliteit van leven op momenten met specifieke stresssituaties of prikkels (bijvoorbeeld onweer). Het kan ook zijn dat de hond een algemeen onvermogen tot aanpassen heeft dat hem zijn hele leven in vele of zelfs in alle omstandigheden zal beïnvloeden. Voor zulke honden moet veel moeite worden gedaan, om hen de best mogelijke leefomstandigheden te verschaffen om hen zoveel mogelijk leed te besparen. Er kan heel weinig voor nodig zijn om hen in een situatie te brengen waardoor ze van streek te raken of verdriet te hebben. Het doel van hun verzorgers is om zoveel mogelijk in hun behoeften te voorzien, zodat ze zo goed mogelijk kunnen functioneren. Helaas hebben sommige van deze honden een uiterst beperkt aanpassingsvermogen.
Aan het andere einde van de gedragsketen bevinden zich de dieren die zich kunnen aanpassen, kunnen doorgaan met functioneren en die weer van stress kunnen herstellen. Deze dieren zijn “waar je ze ook mee naar toeneemt, wat je ook met ze doet!” geharde zielen, die prima blijven functioneren, zelfs onder extreme omstandigheden. Zij zijn in staat snel te herstellen, zelfs van pijnlijke ervaringen. Hun gedrag is robuust, flexibel, aangepast en veerkrachtig. Kenmerkend voor deze dieren is dat ze zich gemakkelijk kunnen bewegen tussen verschillende milieus en aan een uitgebreide reeks eisen kunnen voldoen, zonder duidelijke veranderingen in hun gedrag. Omdat zij zich kunnen aanpassen aan hun omgeving, hoeft de omgeving niet aan hen aangepast te worden.
Waar we in dit geval aan moeten denken is dit: de aangepaste, veerkrachtige dieren zullen in dezelfde situatie heel andere ervaringen hebben dan de kwetsbare, veel minder aangepaste dieren. Vergelijk het met een bezoek aan het reptielenhuis van een dierentuin. Wanneer je een slangenliefhebber bent, is het reptielenhuis een wonderlijke ervaring vol interessante dieren en je zult iedere minuut van je bezoek genieten. Wanneer je bang bent van slangen is het reptielenhuis een angstaanjagende plek waar je niet blij van wordt en dat je zo snel mogelijk wilt verlaten. Dezelfde situatie, maar twee verschillende ervaringen.
Wanneer we begrijpen dat een bepaalde gebeurtenis het dier wel of niet kan beïnvloeden afhankelijk van hoe dat dier is, geven we niet langer een gebeurtenis de schuld en beginnen het individuele dier te begrijpen. Dan worden de belangrijke vragen:
Hoe schat je het vermogen van de hond in om zich aan te passen, te functioneren, dingen aan te kunnen?
Hoe weet je hoe kwetsbaar of flink een dier is?
Een belangrijke aanwijzing voor het vermogen tot aanpassen en het kunnen blijven presteren, is het kunnen blijven functioneren. De mate waarin de basisfuncties verstoord zijn, zegt ons in welke mate een bepaalde stress of situatie het dier beïnvloedt. De basisfuncties die beschouwd worden zijn:
Eten dieren die goed functioneren, eten wanneer ze honger hebben. Variaties omvatten de reeks: weinig eten tot de noodzaak om het eten bijzonder lekker te maken of overgehaald moeten worden met “speciaal” voedsel, met de hand gevoerd worden, gedwongen gevoerd worden, alles overgeven tot totaal voedsel weigeren of totaal geen belangstelling hebben voor eten.
Drinken dieren die goed functioneren, drinken wanneer ze dorst hebben en in juiste hoeveelheden. Variaties omvatten de reeks: grote hoeveelheden drinken (emotioneel of “stress” drinken dat veroorzaakt kan worden door maagpijn) tot totaal weigeren om te drinken.
Slapen honden die goed functioneren slapen ongeveer 12 – 14 uur per dag. Variaties wanneer stress/pijn en extreme opwinding een rol speelt, omvatten de reeks: slapen wordt onmogelijk, slapen wordt voortdurend onderbroken, er wordt onvoldoende of juist bovenmatig geslapen.
Uitscheiden honden die goed functioneren urineren en ontlasten zich regelmatig, met goed geconcentreerde urine en goed verteerd voedsel en stevige ontlasting. Variaties bij stress/pijn omvatten de reeks: weigeren om te urineren of zich te ontlasten in nieuwe of “onveilige” omstandigheden, dit alleen doen onder zeer specifieke omstandigheden (geen mensen dichtbij, geen geluiden, geen andere dieren etc.), meer urineren en zich ontlasten of ronduit diarree en urine-incontinentie.
Sociale Wisselwerking dieren die goed functioneren, zijn in staat hun sociale vaardigheden te handhaven in heel veel verschillende situaties. Let wel: handhaven, niet ontwikkelen! Een dier dat sociale vaardigheden met mensen of andere honden of andere soorten mist, functioneert niet abnormaal als gevolg van de situatie. De vaardigheid bestond al niet voor de betreffende situaties optraden. Variaties wanneer stress en pijn optreden omvatten de reeks: het vermijden van interacties, overgevoeligheid voor interacties, zich vastklampen aan de eigenaar, niet alleen willen blijven (normaal wel), ronduit agressief zijn.
Leren en Denken dieren die goed functioneren kunnen hun kennis en vaardigheden gebruiken in heel veel verschillende situaties. Wanneer stress of pijn bij dieren toeneemt, neemt hun vermogen om te leren en helder te denken duidelijk af. Wat een belangrijk gevolg is van opwinding. Variaties bij stress/pijn omvatten de reeks: tonen van langzame en onzorgvuldige reacties, geringe of totale onmogelijkheid om op een juiste manier signalen te verwerken, ronduit niet in staat om te leren of te presteren.
Spelen spelen doe je op een hoog niveau van functioneren, dat gebaseerd is op fysiek en emotioneel welbevinden en vooral zich veilig voelen in de omgeving en bij zijn speelkameraad(jes).
Voorbeeld 1: Een hond is geadopteerd en verplaatst van het ene huis naar het andere. Binnen twee weken werd hij naar een hondenpension gebracht, waar hij tien dagen verbleef. Van daaruit werd hij weer naar een ander huis gebracht. De hond bleef goed eten, drinken, normaal urineren en zich ontlasten met heel soms een milde vorm van diarree. Hij reageerde prima op alle personeelsleden die met hem omgingen of met hem wandelden. Hij speelde wanneer hij daar gelegenheid voor kreeg, ging uitstekend met andere honden en katten in zijn onderkomen om. Het was geen verassing dat de reis naar zijn nieuwe thuis goed verliep. Een bijna negen uur durende reis, met vele stops en een verandering van voertuig en kist. Binnen een dag had deze hond zich sterk verbonden met zijn nieuwe eigenaren en paste zich verder aan zonder merkbare veranderingen in zijn functioneren.
Voorbeeld 2: Een hond wordt opgehaald uit een situatie waarin hij al heel zijn leven vanaf zijn geboorte verbleef. Wanneer hij opgehaald wordt door zijn redder, verstart de hond van angst. Hij reageert niet op voedsel, aanraking, verbale signalen, rukjes aan de lijn of halsband. Hij moet gedragen worden en gedwongen in een kist worden gezet om vervoerd te worden. Bij aankomst op zijn bestemming, blijft de hond onbeweeglijk in de kist zitten en wil er niet uitkomen, zelfs als het deurtje wordt open gelaten. Alleen gelaten in de veilige kamer met voedsel en water en bekeken vanaf een plek buiten de kamer, duurde het meer dan drie uur, voordat hij naar het voedsel en water liep dat slechts een paar meter van hem vandaan stond. Het is niet verbazingwekkend dat de hond een lange weg te gaan had om redelijk te kunnen functioneren. Een zaak van jarenlang constante inspanning en verblijf in een onveranderde omgeving. Hij kan nog steeds niet goed functioneren bij wijzigingen in zijn programma of bij onbekende mensen.
Voorbeeld 3: Een hond neemt iedere maand verschillende weekends deel aan een hondensport. De baas pakt haar witte lawaaimachine zorgvuldig in voor de hotelkamer, omdat de hond anders niet kan slapen en het grootste deel van de nacht door de kamer ijsbeert. Zij pakt ook speciaal voedsel in, omdat de hond vaak weigert om te eten wanneer ze reizen. Maar hij kan verleid worden met speciaal voedsel. Haar medicijndoos bevat veel medicijnen tegen diarree, omdat diarree normaal voor de hond is wanneer ze reizen (ofschoon hij thuis normale ontlasting heeft). Tenslotte vult ze de doos aan met middelen om stress te verlichten, omdat de hond tijdens het wedstrijdweekend vaak gestrest schijnt te zijn. Wanneer je haar naar de hond vraagt, vertelt deze baas dat haar hond “van deze sport en van het avontuur houdt” dat zij samen delen. Het is niet verwonderlijk dat zij ook melding maakt van enige problemen van de hond bij de oefeningen en bij het trainen. Zij is beledigd door de opmerking dat het gedrag van haar hond wijst op een hoge mate van stress, en doet het af met, “oh, alle honden die ik ken vertonen hetzelfde beeld. Hij doet het prima!”
Ieder van deze honden kan beoordeeld worden naar hun mogelijkheden om normaal te kunnen functioneren, op een bepaald punt of op alle punten langs de route: op het punt van het eerste contact, gedurende het transport en op de eindbestemming. Bij iedere beoordeling moeten we weten:
Hoe functioneert de hond?
Waar functioneert hij minder goed en in welke mate?
Is het functioneren op een gebied zodanig slecht, dat het medische interventie rechtvaardigt?
Waardoor wordt het functioneren van de hond negatief beïnvloed ?
Waardoor wordt het functioneren van de hond positief beïnvloed?
Een – wat gedrag betreft – doortastend dier kan zich aan zeer veel situaties aanpassen, voordat iets ellendig voor hem wordt. Een – wat gedrag betreft – kwetsbaar dier kan niet met veel situaties omgaan en zal snel niet meer kunnen functioneren. Dezelfde ervaring kan voor individuen zeer verschillende gevolgen hebben. Te weten hoe je een dier moet beoordelen in termen van basisfuncties, helpt ons om werkelijk meer diervriendelijk te zijn en om de beste beslissingen voor unieke individuen te nemen.
Deze functionele beoordeling maakt het voor ons mogelijk om te weten op welk niveau het dier zich op dit moment bevindt. Het helpt ons om door te gaan en vooruitgang of terugval te beoordelen op een juist niveau. Zo vaak als het nodig is. Het functioneren weerspiegelt de huidige toestand van het dier. Niet wat hij kan worden of wat hij in het verleden was, maar hoe hij Nu is. De hond leeft in het Nu; beoordeel hem in het Nu, ondersteun hem in het Nu, train hem in het Nu.
(noot vertaler)* CARAT ( Clothier Animal Response Assessment Tool): is een door Suzanne Clothier ontwikkeld nieuw beoordelingssysteem van gedragskenmerken. Zie verder de website van Suzanne Clothier.