Lessen van de Meesters: Leren over straffen van honden zelf

Door Suzanne Clothier
Vertaling door Jan Tholhuijsen

NOOT:  De originele versie van dit artikel verscheen in het april/mei nummer 2002 van de nieuwsbrief van de APDT (Association of Pet Dog Trainers).  Het is geschreven op verzoek van de redacteur van de nieuwsbrief, nadat ik hem een brief had geschreven waarin ik opmerkte dat we heel veel kunnen leren hoe honden elkaar op een juiste en eerlijke manier straffen.  Dit is GEEN verdediging van op straf gebaseerde trainingsmethoden.  “Straf” wordt hier gedefinieerd zoals alle studenten van instrumenteel leren het definiëren: één van de vier mogelijke gevolgen van een gedrag.

Ik ken een oude dame die al jaren puppy’s traint.  Zij doet het op een heel goede manier.  Het grappige is dat zij regelmatig positieve*straf gebruikt als onderdeel van haar benadering.  Zij heeft het altijd gedaan en zal het altijd blijven doen.  Zij is zich volstrekt niet bewust van theorieën, heeft nooit een conferentie of seminar bijgewoond en niet één keer een boek over honden gelezen.  Toch zijn de puppy’s die zij traint gelukkig, respectvol en kennen ze goede manieren en letten zij kalm op haar subtiele gebaren.

Hoe kan het dat zij positieve straf met zoveel succes toepast, zonder dat er ongevoeligheid, paniek of rancune bij haar leerlingen ontstaat?  En hoe doet ze het zonder halsband, riem, hoofd halsband, brokjes of clicker?  Het komt omdat deze oude vrouw een hond is.  De ervaren trainer van puppy’s is mijn fokteef in ruste Carson.

Bij veel hondentrainers bestaat steeds meer de neiging om het toepassen van positieve straf (P+) aan de kaak te stellen.  Strikt genomen betekent positieve straf slechts:  “het aanbieden van een ongewenst gevolg”.  Voor veel trainers is P+ een zwaar beladen woord met bedenkelijke beelden van pijn, angst en onmiskenbaar wreedheid.  Je kunt niet ontkennen dat historisch gezien hondentraining zwaar geleund heeft op strafmethoden, die onder het mom van training toegepast werden.  Maar wanneer we abusievelijk P+ gelijkstellen met misbruik, negeren we wat honden zelf ons kunnen vertellen over de waarde van P+.

Of we het nu leuk vinden of niet P+ is heel natuurlijk gedrag in de interactie tussen dieren. Bijvoorbeeld Carson ligt uit te rusten op een bank.  De puppy Ruby komt dichterbij en denkt erover om ook op de bank te springen.  Terwijl haar ogen harder worden en ze haar hoofd heel stil houdt gromt Carson heel zachtjes.  Haar boodschap is duidelijk:  “Laat me met rust”.  Ruby negeert dit.  Carson laat de waarschuwing geleidelijk toenemen tot een luide, schrikaanjagende snauw in de lucht en de puppy springt een eindje terug, maar komt bijna onmiddellijk terug.  Hij denkt dat het een nieuw spelletje is.  De volgende beweging van Carson is een dreigende uitval die eindigt in een vastgrijpen van de vervelende puppy bij zijn snuit en het geven van een paar kleine beetjes.  Nu begrijpt Ruby de boodschap en trekt zich wijselijk terug.

Stijlvol uitgedrukt is het de bedoeling van Carson met het uitdelen deze straf “de kans” dat dit gedrag zich in de toekomst zal herhalen te verkleinen.  P+ voegt iets onplezierigs toe als reactie op een bepaald gedrag.  Omdat hij niet gek is leert Ruby dat boven op zijn grootmoeder springen onprettige gevolgen heeft.  Een bank die niet bezet is, is een betere keuze. P+ wordt voortdurend door honden onder elkaar toegepast.

Oprechte waarschuwingen voor de gevolgen van het gebruik van P+ komen voort uit het feit dat,. onjuist toegepaste P+ de relatie kan ondermijnen.  Het kan leiden tot ongevoeligheid, misbruik, wreedheid en paniek.  Deze ongelukkige gevolgen worden heel vaak voorgesteld als de onvermijdelijke uitkomst van het gebruik van P+.  De waarheid is dat zij het gevolg zijn van slecht toegepaste of extreme P+.  Wanneer P+ relaties kapot zou maken, dan zou er tussen honden geen samenhangende roedelstructuur mogelijk zijn.  Maar honden en wolven gebruiken P+ en hebben nog steeds sterke, hartelijke en vertrouwelijke relaties.  Het is duidelijk dat het probleem niet bij P+ zelf ligt, maar bij de toepassing daarvan.  Leren hoe we P+ doeltreffend kunnen gebruiken, vereist dat wij naar onze honden kijken om van hen aanwijzingen te krijgen.

Op de juiste manier toegepast, met een goede timing, duidelijkheid en in de juiste proportie (iets wat iedere gesocialiseerde hond doet met een gemak dat het trainers met respect vervult), maakt P+ steeds vaker met alleen subtiele gebaren mogelijk.  Nadat zij Ruby duidelijk heeft gemaakt om op een andere plaats een dutje te gaan doen, hoeft Carson een volgende keer geen strengere straf toe te passen.  In feite zal ze minder behoeven te doen om hetzelfde resultaat te bereiken.  Omdat Ruby heeft geleerd om de lichaamstaal van Carson beter te lezen, zal het stil worden tezamen met de verharding van de ogen een voldoende waarschuwing zijn. Hondentaal bestaat voor een belangrijk deel uit nuances en subtiele gebaren.

Het is bij het toepassen van nuances en subtiele gebaren dat wij meestal de mist ingaan bij het toepassen van P+. Wij beginnen niet met stil worden en veranderingen in onze ogen en in onze ademhaling.  Vaak beginnen we waar Carson eindigde: het vastgrijpen van Ruby en haar “corrigeren”.  De puppy krijgt geen kans om te leren dat er nuances zijn, waaraan hij aandacht moet schenken.  De hond ziet ons, zonder enige waarschuwing, in een razendsnel tempo overschakelen van geen aandacht naar een woedende actie.  Heel beangstigend voor een hond, die zijn relatie met ons kan aantasten.  Wat in veel gevallen ook werkelijk gebeurt.

Er zit geen langzame op- en afbouw in onze waarschuwingssignalen.  Wij communiceren op een onbeholpen, onervaren manier.  Waarbij we juist het hondenprotocol van het langzaam toenemen van de waarschuwingen niet in acht nemen.

We kunnen betere trainers worden door zorgvuldig te kijken naar de nuanceringen die onze honden toepassen.  Dezelfde subtiele gebaren kunnen we in onze communicatie toepassen. Hier volgt een voorbeeld.  Ruby komt aangelopen, terwijl ik aan het lunchen ben.  Mijn eerste reactie is: stoppen met kauwen, mijn hoofd stil houden en mijn ogen een beetje harder maken. Wordt dat genegeerd dan draai ik mijn hoofd langzaam naar Ruby en maak mijn ogen nog wat harder.  Wordt dat ook genegeerd dan trek ik mijn lip “een klein beetje” op, terwijl ik nog steeds doordringend naar de indringer staar.  Nog steeds genegeerd, grom ik luider en langer. Uiteindelijk val ik naar haar uit met een dreigend blaffen en in de lucht happen.  Deze doeltreffende en zeer “hondse”benadering benadeelt onze relatie op geen enkele manier.  Ruby begrijpt het, want het komt overeen met wat andere honden haar ook geleerd hebben.  Net als de andere honden kan ik haar eventueel met stil te worden en de ogen te verharden een waarschuwing geven.  Geen trainingsuitrusting of brokje of een clicker is nodig. Alleen de kracht van de natuurlijk interactie op zo’n manier vorm gegeven dat de hond het gemakkelijk begrijpt.  Zonder de emotioneel gekleurde ondertoon die dikwijls bij de relaties tussen mens en hond voorkomt.

Wanneer Ruby zich terugtrekt en gaat zitten, schakel ik vlug over naar positieve bekrachtiging om dit gewenst gedrag te bekrachtigen.  Zoals alle sociale schepsels hebben honden twee soorten informatie van anderen nodig.  Zij moeten weten wanneer ze iets goed doen en wanneer ze iets verkeerd doen.  Hoewel sommige trainers alleen maar positieve bekrachtiging willen toepassen, ondersteunt niets in de hondencultuur deze onevenwichtige benadering.  Een hond die zich zeer sociaal gedraagt is juist zo geworden omdat andere honden hem verteld hebben wanneer hij zich goed gedroeg (Ik blijf met je spelen, omdat je je zo aardig gedraagt”) en wanneer hij zich slecht gedroeg (“bots niet opnieuw tegen me aan”).  Wanneer hij duidelijk begrijpt wat goed is en wat fout kan Ruby een keuze maken.

We kunnen niettemin trots op onszelf zijn, omdat we op een positieve manier trainen. Toch zullen we tot onze eigen verrassing moeten erkennen, dat we soms, zij het in een milde vorm, straf toepassen.  “Time-outs”, stoppen bij ruwe spelletjes of eenvoudig de hond negeren, zijn allemaal vormen van straf en kunnen allemaal toegepast worden als onderdeel van onze menslievende aanpak. Het gebruik van straf (P+ of P–) * betekent niet dat we slechte trainers zijn. P+ is alleen maar een “ongewenst gevolg”.  Wij zijn er volledig verantwoordelijk voor hoe onplezierig dat zal zijn. We zullen de meest succesvolle trainers zijn wanneer we P+ bewust en op een zinvolle manier toepassen.  We moeten dan wel aan onze emotionele reactie op het alleen al noemen van het woord “straf” voorbij gaan.

Zoals honden en andere sociale dieren ons laten zien kan P+ op een doeltreffende manier toegepast worden zonder de relatie te verbreken.  Zij laten ons ook zien dat timing, nuancering, de juiste verhouding tot de ernst van het vergrijp en duidelijkheid, kritische elementen zijn bij het beïnvloeden van andermans gedrag.  Wanneer wij het van honden leren, dan leren wij het van de beste leermeesters.

* Noot van de vertaler:

Het begrip positief en negatief heeft hier een wat andere betekenis dan in het normaal spraakgebruik

Positief (P+)betekent iets toevoegen. Het kan iets zijn wat voor de hond prettig is.  In dat geval spreken we van een positieve beloning.  Het kan iets zijn wat voor de hond onprettig is. Dan spreken we van positieve straf.  Het kan het gebruik van hulpmiddelen zijn die de hond lichamelijk/geestelijk pijn doen.

Negatief (P-) betekent iets niet geven of iets wegnemen.  We spreken van een negatieve beloning, wanneer we iets dat de hond vervelend/niet leuk vindt bij hem weghalen.  Bij negatieve straf nemen we iets weg wat de hond graag heeft.  Het bekendste voorbeeld hiervan is waarschijnlijk dat we geen enkele aandacht aan de hond schenken, wanneer hij gedrag vertoont dat we niet willen.  We onthouden hem dan iets wat hij het allerliefste heeft en dat is aandacht.