Door Suzanne Clothier
Vertaling door Jan Tholhuijsen
Stel je voor dat er twee gedachtenwolkjes boven de kop van je hond hangen. Het ene gedachtenwolkje vraagt “Waarom?” zoals in, “Waarom zou ik volgen/blijven/komen/apporteren/springen?” Het andere vraagt: “Waarom niet?” Zoals in, “Waarom niet, op de schoen kauwen, hier op lopen, jouw sandwich opeten?”.
Ik denk dat deze twee vragen (tezamen met de antwoorden) de allereerste informatie bevat die de relatie tussen de hond en zijn mensen vorm geeft. In de mate waarin we bevredigende antwoorden geven op deze eenvoudige vragen kan er heel veel informatie uitgewisseld worden tussen ons en onze honden. Maar er is onvermijdelijk een valkuil. De antwoorden waarvan wij denken dat ze bevredigend zijn, kunnen de hond wel eens niet tevreden stellen. En je weet hoe een hond is. Hij draait zich dan om en gaat verder met zijn leven terwijl wij zoeken naar meer passende antwoorden.
Door een leuke, ironische speling van het lot heeft onze opzettelijke selectie van bepaalde karaktereigenschappen geleid tot bepaalde hondenrassen die meer dan anderen op deze twee eerste levensvragen een goed doordacht antwoord willen hebben. Een Border Collie kan bijvoorbeeld vragen “Waarom?” en volkomen tevreden zijn met een antwoord in de zin van “Omdat ik het je zeg”. Gedreven door een bijna onverzadigbaar verlangen om bezig te zijn – zelfs totaal overbodig werk – vraagt een Border Collie niet verder. Een Siberische Husky daarentegen die zo’n antwoord krijgt zal met zijn kop schudden en zijn baas aanstaren terwijl hij zijn plezier nauwelijks kan onderdrukken. (Iedere Husky die zijn geld waard is weet dat “Omdat ik het je zeg”, geen acceptabel antwoord is) En de tweespraak begint.
Trainer: Je moet dit doen omdat je van me houdt.
Husky (stellig): Liefde is een gevoel, geen argument.
Trainer (een beetje gewichtig): Het is belangrijk dat je dit doet.
Husky (heel wijs): Mensen vinden de verkeerde dingen belangrijk.
Trainer (steeds bozer): Wanneer je dit niet doet, zal ik je straffen.
Husky (met waardigheid): Dan heb ik geen andere keuze dan mee te werken. Maar ik kan besluiten om je niet te vertrouwen en je niet te mogen.
Trainer(rustiger en uitgaande van een andere benadering): Ik maak het leuk voor je.
Husky (belangstellend): Hoeveel leuker?
Trainer: Zoveel leuker dat je zult smeken om door te mogen gaan!
Husky: Op die manier zal ik het proberen. Maar bedenk wel dat ik me snel verveel. Het moet dus echt heel goed zijn.
Wanneer de trainer had geprobeerd om de Siberische Husky te laten rennen, zou de tweespraak heel anders zijn verlopen:
Trainer: Ik wil dat je rent als de wind.
Husky: Ik ben al weg!
In een van mijn cursussen, stelde een trainster haar hond voor met deze beschuldiging: “ Zij houdt niet op met haar neus over de grond te snuffelen, wanneer we “het volgen” trainen. Ik ben het zat om in verlegenheid gebracht te worden op het trainingsveld. Ik begrijp niet waarom ze dit doet. Wat kan ik doen om haar te laten stoppen met snuffelen?”. Toen ik naar haar hond keek kon ik mijn lachen haast niet inhouden. Het was een Bloedhond die zich exact zo gedroeg als waarom ze generaties geleden gefokt was. Toen ik haar vroeg waarom ze zo vastbesloten was om met haar hond gehoorzaamheidscursussen voor gevorderden te volgen, antwoordde de trainster: “Omdat heel weinig Bloedhonden het goed doen bij een gehoorzaamheidscursus. Dus daarom ga ik het met deze hond doen”.
Technisch gesproken vielen alle gehoorzaamheidsoefeningen binnen de fysieke en mentale mogelijkheden van de hond. De truc was echter de trainingsbenadering. Welke benadering ook gebruikt was, hij had in ieder geval niet voldaan aan de legitieme vraag van de hond “Waarom?” (Of misschien duidelijker in dit geval, “Waarom mag ik niet snuffelen?”) En tot dat de trainster komt met een beter antwoord, blijft de hond doen wat hij leuk vindt – langs de grond snuffelen.
Hier volgt een basisformule voor de oorzaak van trainingsproblemen:
Hoe groter de afstand X is van Z, des te beter zul je Y moeten verklaren.
(X = gewenst gedrag Z = genetisch geprogrammeerd gedrag Y = WHY?)
Met andere woorden, het is niet moeilijk om een retriever te laten apporteren, een herder de kudde te laten hoeden of een Siberische Husky te laten rennen. Maar je zult verdraaid goede antwoorden moeten geven om een Mastiff of Greyhound een eend uit ijskoud water te laten halen.
Er zijn drie basiskwaliteiten die maken dat een hond “gemakkelijk te trainen” is
- Intelligentie (gedefinieerd als de oplettendheid en nieuwsgierigheid van de hond naar de wereld om hem heen)
- Bereidheid (het verlangen van de hond om sociaal om te gaan met andere wezens) en
- Vertrouwen (fysiek, emotioneel en intellectueel)
Je kunt er zeker van zijn dat heel veel “moeilijk te trainen” rassen deze kwaliteiten in overvloed bezitten. Voeg daarbij de aanzienlijke atletische vermogens van veel “moeilijk te trainen” rassen en je hebt in theorie een hond die je bijna alles kunt leren. Hoe beperkter de hond deze drie basiskwaliteiten bezit, hoe moeilijker het is om hem een bevredigend antwoord te geven op de vragen “Waarom?”en “Waarom niet?”. De niet zo slimme, angstige, verlegen of heel onafhankelijke hond zal zich niet veel aan je antwoorden gelegen laten liggen!
Er zijn nog drie andere kwaliteiten die de training beïnvloeden:
- Gevoel voor humor (wat honden vreselijk grappig vinden is de persoon aan het andere einde van de lijn niet altijd blij mee).
- Vervelingsdrempel (vaak veel lager dan mensen denken)
- Selectief rasgedrag (dat niet altijd aansluit bij menselijk gedrag of past bij onze trainingsdoelen – zoals de Bloedhond op het trainingsveld).
Ieder ras is een unieke en gevarieerde mix van deze zes kenmerken. Een kenmerk van de“gemakkelijke” rassen is dat ze zich niet snel vervelen. Zij zijn zelfs bereid om zinloze oefeningen gedurende lange tijd te herhalen. Zij hebben een aantal specifieke rasgedragskenmerken die heel algemeen zijn en/of bijzonder geschikt zijn voor verschillende oefeningen van de gehoorzaamheids- en behendigheidstraining.
Een kenmerk van de “moeilijke” rassen is dat zij zich snel vervelen en een beperkt aantal specifieke rasgedragskenmerken hebben. Trainers die met succes “moeilijke” rassen trainen zijn creatieve trainers. Zij willen en zijn ook werkelijk in staat, om trainen leuk, interessant en relevant te maken voor de hond. Zij slagen er in de vragen “Waarom?”en “Waarom niet?”, duidelijk, met humor en respect voor dat specifieke ras, te beantwoorden.
Zoals bij ieder ras begint het succesvol trainen van het “moeilijke”ras met een relatie die gebaseerd is op wederzijds vertrouwen en genegenheid. Er is ook een bepaalde mate van vertrouwelijkheid bij betrokken. Je moet de hond door en door kennen. Niet wat je hoopt dat hij zal worden, maar hoe hij is op ieder ogenblik van jullie gezamenlijke reis. Wat vindt hij leuk? Houdt hij ervan om overvloedig geprezen te worden, of van spelletjes of van brokjes ? Wat beschouwt hij als beloning? Waar maakt hij zich ongerust over? Wat brengt hem in verrukking? Op welke manier leert hij – met intuïtieve sprongetjes of met naadloze vooruitgang of met kleine stapjes die hij moeilijk onder de knie kan krijgen? Of het nu een Siberische Husky is of een Schnauzer, er is geen eenvoudig recept voor trainingsucces behalve dit: grondige kennis van de individuele hond en van jezelf.
In onze roedel van zeven honden hebben we zeven aanzienlijk verschillende karakters. De Golden Retriever Molson van mijn man is bereid om hard te werken, zelfs als de gedachten van de trainer niet helemaal bij het trainingsproces zijn. Maar haar nieuwe trucjes leren is moeilijk. Ze gelooft om redenen die we niet kunnen doorgronden, dat elke succesvol aangeleerd stapje het hele trucje is. Zij is ogenblikkelijk gefrustreerd wanneer wij een beetje meer van haar vragen, zoals hoger of langer zwaaien met haar poot. Dus trainen we langzaam met kleine stapjes. Vaak vervlochten met oude kunstjes om haar zich een beetje te laten ontspannen. “Dit ken ik en weet hoe ik doen moet”. Brokjes zijn een krachtige motivatie voor deze hond.
Heel tegenovergesteld is Grizzly onze jongste Duitse Herder. Hij gaat intuïtief met sprongen vooruit, is zeer creatief en generaliseert zijn kennis naar nieuwe situaties. Hij raakt niet gemakkelijk gefrustreerd, maar wil dat je net zo enthousiast en geconcentreerd bent als hij. Trainen terwijl je er met je aandacht maar half bij bent, levert ook een halve reactie van Grizzly op. Hoewel gemotiveerd door brokjes, vindt hij apporteren en keet schoppen het einde. Dus spelletjes met speelgoed en krijgertje spelen zijn geweldige beloningen voor hem.
Trainers geven vaak de voorkeur aan honden die niet te veel vragen stellen. Honden die zich gemakkelijk onderwerpen aan de invloed en eisen van tamelijk arbitraire regels en voorschriften. Er zijn veel te veel rassen die de reputatie hebben koppig, moeilijk te trainen of dwars te zijn. Dit betekent vaak dat deze “moeilijke hond” een intelligente hond is die te veel vragen stelt voor de gemiddelde trainer. Zo’n hondenkarakter is niet automatisch meegaand. Hij heeft zijn eigen ideeën over de wereld rondom hem. Wat van belang is en wat leuke dingen zijn om te doen. Dit wil niet zeggen dat deze honden niet willen meewerken. Een van de grootste charmes van deze rassen is hun intense belangstelling in het leven en in mensen. Wanneer je het goede antwoord geeft op de vragen “Waarom?”en “Waarom niet?” zijn veel van deze honden niet alleen heel prettig maar bepaald uitmuntend in de uitoefening van hun taak.
Er zijn rassen die hun trainers “ondersteunen”, terwijl ze beleefd de menselijke fouten negeren en de hun toegewezen taak met verve uitvoeren. Over het algemeen komen de “moeilijke rassen” je ongeveer halverwege tegemoet. Hij staat er vol vertrouwen bij, met pretlichtjes in zijn ogen en wacht op de trainer die hem stap voor stap verder moet begeleiden. Zoek je nauwkeurigheid? Dan zul jij, en daar staan deze honden op, ook nauwkeurig moeten zijn. Plezier op jouw manier? Dan zul je ook moeten leren wat de hond plezierig vindt. Zoek je enthousiasme? Dan zul je een manier moeten vinden om het leren en de uitvoering heel erg leuk te maken. Je zult er zelf voor 100% voor moeten gaan. De “moeilijk te trainen” hond werkt goed in een team, maar hij zal alleen zijn deel van de taken uitvoeren.
(Met dank aan Bonnie Blair die er op wees dat honden ook vragen ”Waarom niet?”)